Interview met Thijs Nissen
Altsaxofonist Thijs Nissen (29) is niet alleen muzikant, maar ook organisator en podcastmaker. In januari treedt hij toe tot de ledenraad van de Kunstenbond.
Wat doe je?
In groep 6 kwam Nissen erachter dat sporten niet aan hem besteed was. Wat hem wel fascineerde: de orkesten die in Tegelen, een plaatsje vlak bij Venlo, door de straten trokken. Daar deel van uitmaken leek hem wel wat. En zo kwam het dat Nissen de basismuziekopleiding ging doen, die vooral bestond uit ‘eindeloos’ blokfluit spelen. Anderhalf jaar later wist hij: de nieuwe Berdien Stenberg zou hij niet worden. Waarom hij vervolgens zijn oog liet vallen op de altsaxofoon weet hij niet meer – waarschijnlijk had het iets te maken met Candy Dulfer –, maar dat hij wist dat dat zijn instrument was, staat hem helder voor de geest. ‘Ik twijfelde geen moment. Alsof het voor mij gemaakt was.’
Toch duurde het nog even voordat Nissen en zijn instrument echt intiem werden en de laatste die liefde terugbetaalde in de vorm van brood op de plank. Na drie keer zijn eindexamen te hebben overgedaan, laste hij een pauze in ‘om uit te vinden wat ik wilde doen’. Een muziekopleiding zat er naar zijn oordeel wegens ‘een middelmatige aanleg niet in’. Na een paar jaar werken in een tomatenkas, stelde Nissen zijn oordeel bij. Hij mocht dan geen groot talent zijn, met hard werken kun je toch ook ver komen. ‘Als ik me van tevoren heel goed voorbereidde en meters maakte, moest het lukken. Oefening baart kunst, zeg maar.’
Rond zijn 23ste meldde Nissen zich voorbereid en wel bij Codarts Rotterdam en dat bleek een gelukkige zet. Zomer 2018 studeerde hij af, onder gunstige vooruitzichten: het tijdens de studietijd opgerichte Thijs Nissen Trio timmerde voorzichtigjes aan de weg en hij stond aan de wieg van Closer to Jazz, een stichting die jazzevenementen organiseert voor Rotterdammers. Closer to Jazz bewees, naast tal van andere activiteiten, dat Nissen ook kan organiseren. ‘Dat langzaamaan ontdekken is voor mij erg belangrijk geweest. Kijk, als muzikant is het sowieso goed om meer dingen te kunnen. Als het met de muziek niet loopt, moet de met iets anders geld verdienen.’ Het is verder ook handig als je durft te ondernemen. Nauwelijks begonnen met studeren, had Nissen al wekelijks diverse schnabbels in Rotterdamse cafés. Kwestie van naar binnen stappen en duidelijk maken wat je te bieden hebt, zegt hij zelf. Spoedig volgden via via ook bruiloften en partijen, waar hij vaak optrad met zijn trio. Dat van het een het ander komt, is vaak ondoorzichtig. ‘Ik krijg er nooit echt de vinger achter.’ Nissen probeert er altijd het beste van te maken.
Eind 2018 braken zijn voortanden bij een fietsongeluk. Na een jaar revalideren, kon hij december 2019 weer aan de bak. Niet lang daarna legde corona alles plat. Hij laat zich er echter niet door uit het veld slaan. De coronamaatregelen bieden ook kansen, vindt hij. Zo kon hij terecht in het kantoor van zijn mentor, Ben van den Dungen, om te oefenen. ‘Heb ik tot deze zomer heel veel gedaan. En daar was ik anders niet aan toegekomen. Daarnaast kun je nu nadenken en nieuwe dingen bedenken en uitproberen.’ Een zo’n nieuw ding is: het maken van podcasts (getiteld Dansen en de Blues; dansenendeblues.nl) over jazz met jazzmusici. Er zijn al vijf afleveringen opgenomen, de eerste aflevering is begin december gepubliceerd. Nissen en collega’s hebben daarvoor de afgelopen maanden het kantoor van Van
den Dungen ‘verbouwd’. ‘Het is nu min of meer een studio.’ De podcasts bestaan grofweg uit twee delen: een interview van circa twintig minuten en twintig minuten spelen in de studio. Van dat laatste deel, ervoor zorgen dat de opname goed klinkt, heeft Nissen veel geleerd. ‘Ik kan er heel veel over zeggen, maar het komt hierop neer: anders, en misschien wel beter, luisteren. Voor mij echt een eye-opener.’
Wat heb je aan de Kunstenbond?
Nissen treedt in januari toe tot de ledenraad van de Kunstenbond. Hij stelde zich eerder dit jaar verkiesbaar omdat hij ‘dichter bij het vuur wil zitten’. ‘De Kunstenbond heeft invloed op het beleid en krijgt dingen voor elkaar. Daar wil ik bij betrokken zijn.’ Nissen vindt het treurig dat veel generatiegenoten niet erg geïnteresseerd zijn in rechten, subsidies en mogelijkheden om invloed uit te oefenen op de politiek. ‘Ik zie het als mijn taak om daar iets aan te doen, al zal dat voorlopig op bescheiden schaal zijn. Bijvoorbeeld door mijn collega’s te helpen als het gaat om contracten of subsidies en te wijzen op opties.
Ze laten zien dat we dingen voor elkaar krijgen in de culturele sector. Dat maakt dan vanzelf duidelijk dat een vakbond belangrijk is. Als zij dat op hun beurt ook weer aan anderen vertellen, krijg je een beetje een olievlekwerking.’ Een puntje van kritiek heeft hij ook. De Kunstenbond profileert zich naar zijn smaak te veel als juridische probleemoplosser. ‘Natuurlijk zijn veel mensen gebaat bij het doorvlooien van een contract. Maar ik vermoed dat het jongeren meer aanspreekt als de bond zich meer presenteert als een vakbond.’
Jeroen Akkermans