Interview met Philibert van den Bosch

Muziekdocent Philibert van den Bosch, vaste pianist bij de theatershows van Henk Westbroek, ontwikkelde Qords, een app waarmee je in een mum van tijd popliedjes leert spelen. In zekere zin is dit te danken aan een kapotte knie.

Wat doe je?

Kleine, geluiddichte hokjes volgestouwd met apparatuur waar je geen kant op kan. Ideaal om met een leerling of vijf nummers tot op het bot uit te benen. Maar om nu, in deze coronatijden, weer zo’n hokje in te gaan, zo vlak voor zijn pensioen? ‘Een raampje openzetten gaat niet, dat snap je wel. Misschien stop ik met lesgeven; ik moet dat nog eens rustig bekijken.’ Van den Bosch werd eind jaren zeventig muziekdocent, uit noodzaak. Tot die tijd gaf hij gymles en was hij, alhoewel hij veel muziek maakte, een man van bewegen – iets te enthousiast misschien. Toen hij ‘voor de vijfde keer uit een narcose kwam vanwege een knieoperatie’, keek zijn dokter hem hoofdschuddend aan. ‘Zo gaat u uw pensioen niet halen.’ Van den Bosch wist direct wat zijn knie zou sparen: muziek doceren.

De school had geen muziekdocent en van muziek wist hij aardig wat af. ‘Al toen ik heel jong was speelde ik gewoon door te luisteren Michelle van The Beatles na. In een keer. Mijn vader, ook een autodidact die heel aardig orgel kon spelen, begreep er niets van. Tegen de tijd dat mijn knie het begaf, bespeelde ik een behoorlijk aantal instrumenten.’

Van den Bosch moest wel zijn bevoegdheid halen, een exercitie die hem nog lang is blijven heugen. Het muzikale onderwijs stamde uit de tijd van Dik Trom (inclusief het Orff-instrumentarium), terwijl het voor Van den Bosch pas begon vanaf de jaren zestig. ‘Ik had toen veel ruzie.’ Toch moet hij indruk hebben gemaakt. Een half jaar na het behalen van zijn diploma, zo halverwege de jaren tachtig, kreeg hij een belletje van een docent waar hij altijd ruzie mee had. Of hij niet deel moest nemen aan een nieuwe opleiding in Rotterdam die beloofde muziekdocenten af te leveren die meer van deze tijd waren? ‘Dat was de eerste popopleiding in Nederland. Heel aardig van die man om mij daar op te wijzen.’

Aanvankelijk leek het erop dat Van den Bosch weinig kans maakte om in het eerste klasje te komen. Er konden er maar twintig in en er waren honderden aanmeldingen. Daaronder zaten tientallen musici van naam en faam, mensen die wel eens besproken waren in de krant, een zaal vol hadden gekregen, een fanclub hadden of op tv waren geweest. Maar Van den Bosch zat bij de eerste twintig, als een van de weinige niet-BN’ers. ‘In mijn klas zaten jongens als Jan Pijnenburg, Jan de Hont, Jaap de Jonckheere, Guus Willemse en Ted Oberg.’

 

Hoe kreeg hij dat voor elkaar? Door een combinatie van goed luisteren en het beruchte organiserend vermogen van de gymleraar, denkt Van den Bosch. ‘We werden bijvoorbeeld met zijn vijven in een hokje gestopt met de opdracht samen een nummer te spelen. Nou, voor je het weet speelt iedereen door elkaar heen, haantje de voorste, je kent dat wel. Ik organiseerde dat dan een beetje: doe jij dit en jij dat, enz. Ik begreep dat je daar niet kwam om de supermuzikant uit te hangen, maar om je ervaring te gebruiken om een goede bandcoach te worden. Of we kregen een liedje te horen en moesten opschrijven wat we allemaal hoorden. Ik  schreef in een paar minuten een velletje vol. Ik was getraind in luisteren, ik hoor bijvoorbeeld meteen de akkoorden.’

 

Een tijdje na het behalen van zijn popopleiding-diploma ging Van den Bosch solliciteren bij de
school waar hij nu nog werkt. Dat ging zo. ‘De directeur zei: “Hoe ga je dat doen? De laatste drie muziekdocenten zijn overspannen weggedragen.” Waarop ik zei: “Geef mij een paar duizend gulden voor instrumenten en je krijgt een niet-standaard-docent.” Waarop de directeur weer zei: “Als we een niet-standaarddocent willen, dan hoor je van me.” En zo geschiedde.’

Zijn hele werkzame leven heeft Van den Bosch, anders dan de meeste muziekdocenten, zijn leerlingen verschillende instrumenten laten spelen, solo of in gelegenheidsbandjes. Toen hij een aantal jaar geleden voor een groepje beginnende muzikanten stond dat niet met noten overweg kon, liet hij zich niet kisten. Van den Bosch kwam op het vrij ingenieuze  idee om akkoorden real time een kleurtje te geven. ‘Ik maakte videootjes waarin de akkoorden van een liedje elk met een eigen kleur voorbij kwamen. Ze zagen zo op welk moment ze welke toetsen of snaren moesten aanslaan.’

Het maken van dat soort video’s was alleen monnikenwerk. Samen met het digitale bureau Elastique ontwierp hij daarom Qords, een app met inmiddels meer dan 450 nummers waarvan de akkoorden en melodie in kleur worden weergegeven en tijdens een liedje in beeld komen (ook de moeilijke, indien gewenst). De app, nu nog alleen geschikt voor besturingssysteem iOS 9.3+ op een iPad, kwam in februari op de markt en werd direct opgepikt. De website iCulture bombardeerde Qords tot app van de maand. Ook kinderen lijken vrij enthousiast.

Op YouTube staan filmpjes waarin ze opgetogen uitleggen dat ze vrij snel een nummer op de gitaar of piano kunnen naspelen. Qords heeft het volgens Van den Bosch in zich om het wereldwijd te gaan maken. Maar in deze tijden reclama maken is een tikje genant, vindt hij. De scholen hebben nu ook wel wat anders aan hun hoofd. ‘Maar ik ben nog volop bezig met het verbeteren van de app. Ook komen er nog veel meer liedjes op. In de toekomst gaan we land voor land bekijken hoe we hem verder kunnen introduceren.’

 

Wat heb je aan de Kunstenbond/ Ntb gehad?

Van den Bosch is een tijdje geleden lid geworden. Hij vindt dat de Kunstenbond de laatste tijd heel goed bezig is. ‘Ze verenigen de cultuursector.’ Daarnaast vindt hij het idee dat er rechtspositionele ondersteuning is, bijvoorbeeld als het gaat om beeldmateriaal, erg rustgevend. ‘Ik heb duizenden filmpjes van kinderen die een instrument bespelen en ook zingend staan op te treden en op die manier konden zien wat er verbeterd kan worden. Eenmaal volwassen vinden ze dat prachtig, maar het kan zijn dat iemand er een probleem van maakt, zeker nu de nieuwe wet op de AVG is ingevoerd.’

MZW2_2020-onder-de-leden