Gerechtigheid voor zwangere zelfstandigen – zwangerschap- en bevallingsuitkering

De Centrale Raad van Beroep (CRvB) oordeelde in zijn uitspraak dat zelfstandig werkende vrouwen die tussen augustus 2004 en juni 2008 een kind kregen, alsnog een zwangerschap- en bevallingsuitkering ontvangen of een passende compensatieregeling voor de 16 weken rond de bevalling.

Uitspraak

De uitspraak ziet op drie vrouwelijke zelfstandigen, die in 2005 zijn bevallen. Zij hebben toen geen zwangerschap- en bevallingsuitkering gekregen. Dit heeft te maken met het feit dat Nederland tussen 1 augustus 2004 en 4 juni 2008 geen wettelijke regeling kende die voorzag in een zwangerschaps- en bevallingsuitkering voor vrouwelijke zelfstandigen.

Eerder hadden de vrouwen zonder succes tot aan de Hoge Raad geprocedeerd over de afschaffing van deze uitkeringen voor zelfstandigen. Zij hebben vervolgens een klacht ingediend bij het Comité dat toeziet op de uitvoering van het VN-Vrouwenverdrag. Dat Comité stelde de vrouwen in 2014 in het gelijk en oordeelde dat de vrouwen een passende schadevergoeding moest worden geboden als compensatie. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft echter besloten de vrouwen geen compensatie te bieden. De vrouwen hebben vervolgens alsnog een aanvraag ingediend om een uitkering voor zwangere zelfstandigen voor hun in 2005 geboren kinderen. Het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen.

Oordeel CRvB

De CRvB heeft geoordeeld dat duidelijk is dat uit het VN-Vrouwenverdrag volgt dat iedere vrouw die – al dan niet in loondienst – arbeid verricht, recht heeft op enige vorm van bevallingsverlof met behoud van (een zeker) inkomen. Door de afschaffing in 2004 van de toen bestaande regeling voor zwangere zelfstandigen zonder hen in een andere vorm een vergoeding te bieden, heeft Nederland zich niet gehouden aan zijn verplichting op grond van het VN-Vrouwenverdrag. De weigering van het Uwv om de vrouwen alsnog in aanmerking te brengen voor een zwangerschaps- en bevallingsuitkering en het feit dat Nederland eerder heeft geweigerd de vrouwen een vergoeding te verstrekken, betekent dus dat de vrouwen geen enkele vorm van bevallingsverlof met behoud van inkomen hebben gehad. Om die reden zijn de besluiten van het UVW in strijd met het recht.

Gevolgen uitspraak en advies

Door deze uitspraak kunnen alle zelfstandigen werkende en meewerkende vrouwen die in bovengenoemde periode kinderen hebben gekregen alsnog in de toekomst een uitkering aanvragen bij het UWV. De CRvB (27 juli 2017) heeft het UWV 16 weken de gelegenheid gegeven om de uitspraak uit te voeren. Deze termijn is inmiddels verlopen. Het UWV heeft nog geen uitsluitsel gegeven of zij alsnog de uitkering gaan uitvoeren of dat een passende compensatie wordt geboden. Het blijkt technisch nog niet mogelijk te zijn om een aanvraag in te dienen bij het UWV. Evenmin zijn de voorwaarden voor de aanvraag met terugwerkende kracht onbekend. Inmiddels is wel bekend dat de belanghebbende drie maanden na vermelding van de informatie over de aanvraag op de UWV website, de aanvraag kunnen indienen.

We houden u op de hoogte!

Mocht u vragen hebben bel ons of mail naar info@ntb.nl.